NGT 2.0 (Column Onno, oktober 2013

De dovengemeenschap in Nederland is niet heel groot. Bovendien is het heel lang een gesloten gemeenschap geweest. Doven hadden vooral contact met andere doven, en minder met mensen buiten de dovenwereld. Dat zorgde er voor dat de gespreksonderwerpen beperkt waren: aan huis- tuin- en keukengebaren had je eigenlijk genoeg. De dovengemeenschap kijkt de laatste jaren meer buiten haar eigen grenzen, en dat maakt dat de bestaande gebarentaal niet meer voldoet. We hebben nieuwe gebaren nodig! Tijd voor NGT 2.0!

Deze oproep komt van Tony Bloem, in het filmpje waarmee hij zijn Werelddovendag-workshop aankondigde. Afgelopen september was WDD een groot feest in Utrecht, met veel verschillende activiteiten. De oproep van Tony Bloem kwam dus op een interessant moment: de dovengemeenschap liet die dag zien dat ze niet alleen met huis-, tuin- en keukenzaken bezig was, maar met van alles: kunst en cultuur, ontwikkelingssamenwerking, geschiedenis van het onderwijs, rechten van jongeren, en nog zo wat thema’s.

Je kunt natuurlijk zeggen dat er niks nieuws onder de zon is: het Handtheater bestond twintig jaar geleden ook al, Henk Betten schreef jaren geleden ook al over dovenonderwijs, en dove westerlingen zijn al heel lang actief in werelddelen zoals Afrika. Misschien wel. Maar waar het mij om gaat: volstaat onze gebarentaal nou om het over heel gevarieerde zaken te hebben, of niet? Zijn het lexicon en de grammatica van NGT niet te beperkt om te spreken over al deze zaken? Is het niet echt tijd voor een flinke ‘update’ van de taal? Moeten wij ons achter Tony Bloems oproep scharen eens flink de handen uit de mouwen steken om van NGT een volwassen taal te maken?

U voelt het al aankomen: welnee, is mijn antwoord. Alleen al het feit dat honderden mensen bij al die workshops over deze onderwerpen met elkaar konden gebaren, geeft aan dat het geen enkel probleem is om in NGT over ingewikkelde zaken te praten, of subtiele nuances uit te drukken. Wat er moet gebeuren om de taal te laten groeien, is hem zoveel mogelijk te laten gebruiken. Moet je je er nou zorgen over maken dat het Nederlands synoniemen heeft voor sommige begrippen (chemie en scheikunde bijvoorbeeld), en NGT niet? Opnieuw: welnee. Veel van het Nederlands is historische ballast, die niks te maken heeft met communicatiemogelijkheden en weinig zegt over hoe we de taal in het dagelijks leven gebruiken. Daarnaast geldt dat veel van de nuances die we in Nederlandse zinnen met onze woordkeus uitdrukken, in gebarentaal op een andere manier worden uitgedrukt. Door mimiek, door blikrichting in combinatie met het gebruik van de gebarenruimte, enzovoorts. De nuances die al die gereedschappen in gebarentaal uitdrukken worden in het Nederlands vooral door woordkeus bepaald, en daarom moet de woordenschat van het Nederlands ook veel groter zijn dan die van gebarentaal. De informatie wordt gewoon anders uitgedrukt. Gebarentaal is daarin niet bijzonder: ook gesproken talen variëren erg in hoeveel stukjes betekenis (‘morfemen’) er in één woord zitten. Gebarentaal lijkt gewoon meer op een taal als het Inuqtitut (de taal van de Eskimo’s) dan op het Nederlands, wat dat betreft.

We zitten al lang in de fase van NGT 2.0, omdat gebaarders een heel palet aan mogelijkheden hebben om ideeën, gedachten en emoties te uiten, opdrachten te geven, vragen te stellen en vragen te beantwoorden. De gebarenschat groeit vanzelf wel als we gebarentaal maar meer en meer blijven gebruiken. Het kunstmatig vergroten van de gebarenschat draagt niet wezenlijk bij aan de bloei van NGT. Het promoten van het gebruik, dat is wat we nodig hebben.